FLEX NEDERLANDS

Letters en symbolen

Hier zal je uitleg, oefeningen en toetsen vinden over letters en symbolen. Je vindt onder andere oefeningen over het verschil tussen klinkers en medeklinkers, hoe je alfabetisch moet rangschikken en waar en wanneer je hoofdletters en leestekens moet gebruiken. Er staat bij elk thema telkens wat uitleg en een paar oefeningen op de 3 verschillende niveaus: basis, standaard en uitdaging. 

Klinkers en medeklinkers


OEFENINGEN

Klinkers en medeklinkers zijn soorten letters uit het alfabet. A, e, I, o en u zijn klinkers en b, c, d, f, g, h, j, k, l, m, n, p, q, r, s, t, v, w, x, y, e, z. Klinkers kan je heel lang uitspreken, terwijl medeklinkers korte klanken zijn. 

Alfabetisch rangschikken

Alfabetisch rangschikken betekent simpelweg het ordenen van woorden, namen of andere items in volgorde van het alfabet, oftewel van A tot Z (of van Z tot A). Dit wordt vaak gebruikt om informatie gemakkelijk te vinden of te begrijpen. Bijvoorbeeld, als je een lijst hebt van namen zoals "Bart," "Anna," "David," en "Carla," zou je deze alfabetisch rangschikken als "Anna," "Bart," "Carla," en "David" om ze in de juiste volgorde te zetten van A naar Z.

Hoofdletters

OEFENINGEN 

Hoofdletters zijn grote letters die je gebruikt in bepaalde situaties. Je zet altijd een hoofdletter:

1. Aan het begin van een zin.

  • Bijvoorbeeld: "De zon schijnt." 

2. Bij namen van mensen en plaatsen.

  • Bijvoorbeeld: "Mijn juf heet Lisa," of "Ik woon in Antwerpen."

3. Bij feestdagen.

  • Bijvoorbeeld: "Bij Pasen zoeken we eieren." 

4. Bij talen en nationaliteiten.

  • Bijvoorbeeld: "Ik spreek Frans" of “Hij is Belgisch."

Leestekens

OEFENINGEN

Leestekens zijn tekens die je helpen om zinnen beter te begrijpen. Ze geven aan waar je moet stoppen, pauzeren, of wat voor soort zin het is. Hier zijn de belangrijkste leestekens:

1. Punt (.): De punt zet je aan het einde van een gewone zin.

  • Bijvoorbeeld: "Ik ga naar school."

2. Vraagteken (?): Dit gebruik je aan het einde van een vraag.

  • Bijvoorbeeld: "Hoe laat is het?"

3. Uitroepteken (!): Dit gebruik je om iets krachtig of emotioneel te zeggen.

  • Bijvoorbeeld: "Pas op!" of "Wat leuk!"

Er zijn ook nog andere leestekens zoals: 

1. Aanhalingstekens (" "): Deze gebruik je om te laten zien dat iemand iets zegt of om een woord extra te benadrukken

  • Bijvoorbeeld: "Ik ben klaar," zei Tim.

2. Komma ( , ): De komma gebruik je om een korte pauze in een zin te maken of om dingen op te sommen.

  • Bijvoorbeeld: "Ik heb een pen, een boek en een gum."

Leestekens zorgen ervoor dat zinnen duidelijker en makkelijker te lezen zijn!

3. Dubbele punt (:) gebruik je om iets aan te kondigen of uit te leggen.

  • Bijvoorbeeld: "Ik heb nodig: papier, potlood en schaar."

  • Bijvoorbeeld: "Ik bleef thuis: het regende."

Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin