FLEX NEDERLANDS
Woorden
Hier zal je uitleg, oefeningen en toetsen vinden over verschillende woordsoorten. Je vindt onder andere oefeningen over hoe je werkwoorden moet vervoegen, welke lidwoorden je moet gebruiken, wat zijn zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden, enzovoort. Er staat bij elk thema telkens wat uitleg en een paar oefeningen op de 3 verschillende niveaus: basis, standaard en uitdaging.
Lidwoorden
Lidwoorden zijn woorden die je voor een zelfstandig naamwoord zet. Een lidwoord betekent op zich niet veel en hangt dus altijd een ander woord. In het Nederlands bestaan er drie verschillende lidwoorden: de, het en een.
De-woorden zijn mannelijk of vrouwelijk (denk aan de man of de vrouw) en het-woorden zijn altijd onzijdig (denk aan het woord)
OEFENINGEN
Zelfstandige naamwoorden
Zelfstandige naamwoorden zijn woorden waar je een lidwoord voor kunt zetten. Je gebruikt ze voor: dieren, mensen, voorwerpen, dingen, aardrijkskundige namen (plaatsen, rivieren etc.) en voor (eigen)namen, ook al kun je daar soms geen lidwoord voor zetten. De woorden drukken 'zelfstandigheid' uit. Ze kunnen alleen in een zin staan en horen niet bij een ander woord.
Je vindt meer uitleg over zelfstandige naamwoorden in les 7 van je werkboek. (p.46-55)
OEFENINGEN
Bijvoeglijke naamwoorden
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Het bijvoeglijk naamwoord geeft een eigenschap of kenmerk van het zelfstandig naamwoord. Het geeft extra informatie over een ander woord. Bijvoeglijke naamwoorden staan meestal voor een zelfstandig naamwoord. Bijvoorbeeld: een mooie auto. Auto is in dit geval het zelfstandig naamwoord waarover het bijvoeglijk naamwoord (mooi) iets meer vertelt. Andere voorbeelden van bijvoeglijke naamwoorden zijn: klein, groot, blauw, warm, leuk, stom,...
Je vindt meer uitleg over bijvoeglijke naamwoorden in les 7 van je werkboek. (p.46-55)
In de eerste twee oefeningen vind je zinnen staat er telkens 1 bijvoeglijk naamwoord. In oefening 3 en 4, kunnen er meerdere bijvoeglijke naamwoorden in één zin staan.
OEFENINGEN
GEMENGD: ZN, BN en LW
Hier vind je gemende oefeningen waarin je lidwoorden, zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden door elkaar moet kunnen herkennen.
Lidwoorden
Zelfstandige naamwoorden
Bijvoeglijke naamwoorden
OEFENINGEN
Samenstellingen
Een grondwoord is de kortste vorm van een woord. Je kan het woord niet meer opsplitsen.
Bv. lamp ( grondwoord)
Met twee of meer grondwoorden kun je een nieuw woord maken. Dit is een samenstelling.Bv. zak (grondwoord) + lamp (grondwoord) = zaklamp (samenstelling)
OEFENINGEN

Afleidingen
Soms geef je een grondwoord een nieuwe betekenis door er een kort stukje voor of achter te plaatsen. Dit is dan een afleiding. De korte stukjes (kopjes/voorvoegsels en staartjes/achtervoegsels) kunnen in die betekenis niet alleen staan.
Bv. rust (grondwoord) ➜ onrust, rustig, onrustig (afleidingen)
Kernwoorden
Hier kan je kernwoorden oefenen per 4 delen: deel 1-4, deel 5-8, deel 9-12. Je klikt op de link en dan krijg je verschillende mogelijkheden om ze in te oefenen. Je kan de kaartjes gewoon lezen (kaarten) of je kan echte oefeningen maken (leren, combineren of test)
Schooltaalwoorden
Hier kan je schooltaalwoorden oefenen op 3 verschillende niveaus: basis, standaard en uitdaging. Je klikt op de link en dan krijg je verschillende mogelijkheden om ze in te oefenen. Je kan de kaartjes gewoon lezen (kaarten) of je kan echte oefeningen maken (leren, combineren of test)
1B

2B

3 Arbeid
